DossierHVlaanderen is een kennisregio. Het is dan ook van groot belang dat het onderwijsveld een antwoord geeft op de leernoden van alle leerlingen, ongeacht hun cognitief profiel. Onze school wil een voortrekker zijn om ook aan de cognitief sterke leerlingen een gepast aanbod te bieden.

 

Inhoud

Vooraf
Onderzoek TALENT
Vorming, training en ontwikkeling
Vier beleidskeuzes

 

Vooraf

Het basisaanbod van onze school is altijd al interessant geweest voor cognitief sterkere leerlingen. Er was eerder ook al een pedagogische studiedag gewijd aan het thema hoogbegaafdheid met als spreker professor Tessa Kieboom, die leiding geeft aan Exentra, het centrum voor hoogbegaafdheid.
De keuze voor Latijn en/of Grieks hebben we ook steeds voorgesteld als een extra leeruitdaging. Bovendien versterkt het leren van een klassieke taal de taalkundige en culturele ontwikkeling.

Tessa Kieboom

Tessa Kieboom

 

In 2017 was er het perspectief op een onderwijshervorming vanaf 2019. Onze school was een pionier in Vlaanderen door al op 1 september 2017 een vernieuwd aanbod te organiseren. De drie v’s van de hervorming (verdiepen, versterken en verkennen) namen we op in de uren differentiatie. Naast de verdiepende module Latijn is er nu ook een module taal & media en wetenschap. Bovendien kunnen leerlingen zich ook verdiepen in wiskunde en Frans.

Terug naar boven

 Lessentabel eerste jaar

 

Onderzoek TALENT

Talent

In 2017 kregen we de kans om deel te nemen aan het grootschalige onderzoek TALENT. Talent staat voor TAiLoring EducatioN and care to Talents of youth.

Het doel van het project TALENT is het leren, de motivatie en het welbevinden van cognitief begaafde leerlingen te bevorderen door onderwijs en zorg zo goed mogelijk af te stemmen op hun onderwijsbehoeften.
Project TALENT wordt gefinancierd door het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek (Strategisch Basisonderzoek). Het is een interuniversitair project onder leiding van de KU Leuven, de Universiteit Gent en de Universiteit Antwerpen.
Project TALENT wil onderzoeken in welke mate er sprake is van onderpresteren bij cognitief begaafde leerlingen in het Vlaamse onderwijs en welke factoren de prestaties, de motivatie en het welbevinden van deze leerlingen kunnen bevorderen. Daarbij wordt bekeken wat het leren en de motivatie van álle leerlingen bevordert en welke factoren specifiek van belang zijn voor cognitief begaafde leerlingen.
Het onderzoek volgt een groep van meer dan 3.000 leerlingen die in het schooljaar 2017-2018 aan het secundair onderwijs begonnen. Het onderzoek brengt in kaart hoe hun prestaties, motivatie en interesses zich ontwikkelen doorheen de eerste graad van het secundair onderwijs en hoe ouders, leerkrachten en scholen deze ontwikkeling positief kunnen beïnvloeden.

TALENT liep over meerdere jaren. Alle eerstejaars van toen zijn getest op hun IQ, legden testen af over wiskunde, betrokkenheid, flow, motivatie en uitdaging, verveling en amotivatie.
Het viel op dat het gemiddeld IQ bij de eerstejaars op onze school hoger lag dan gemiddeld in Vlaanderen én dat er behoorlijk wat leerlingen (44) een IQ hadden hoger dan 120 en nog eens 19 leerlingen een IQ hoger dan 130. Deze cijfers gaven dan ook aan dat een aangepast leerbeleid zeker zinvol was.

De leerwinst wiskunde doorheen de eerste graad secundair onderwijs werd ook gemeten. Dat was zeker voor onze school interessant aangezien we net in september 2017 zijn gestart met de verdiepings- en versterkingsmodules. Er waren drie wiskundetests: begin eerste jaar secundair, eind eerste jaar secundair en eind tweede jaar secundair.
De resultaten waren meer dan bemoedigend:  de leerlingen op onze school presteren voor wiskunde doorlopend op een vrij hoog niveau in vergelijking met de leerlingen in andere scholen. De gemiddelde leerling scoort beter dan 70% van de andere ondervraagden. De leerlingen behouden bovendien deze voorsprong doorheen de eerste graad. Op de grafiek waarop enkel de resultaten voor de leerlingen met een IQ > 120 worden weergegeven zagen we dat specifiek voor deze leerlingen onze school het vergelijkbaar met de andere scholen ongeveer even goed doet.

Het voordeel van het onderzoek TALENT was ook dat we een netwerk van professionals leerden kennen. Onze school volgde ook de studiedagen van TALENT met meerdere personeelsleden.

Terug naar boven

 

 Leerwinst wiskunde

 

Vorming, training en ontwikkeling

Het onderzoeksmateriaal legde een stevig fundament om aan de slag te gaan. Het was nu zaak heel wat leraren en leerlingenbegeleiders mee te krijgen in dit verhaal en hun kennis en inzichten over cognitief sterke leerlingen te versterken. Het was dan ook fijn vast te stellen dat we in ons lokaal netwerk heel wat experten konden vinden.

We hadden onder meer een gesprek met Els Gudders, die vanuit haar ervaring als coach van cognitief sterke leerlingen, ons deed kennis maken met executieve functies. Executieve functies horen bij het denkvermogen. Het zijn hogere denkprocessen die nodig zijn om activiteiten te plannen en aan te sturen. Els Gudders gaf een werksessie hierover aan onze leraren.
We konden ook kennis maken met Fien De Vos, een klinisch psycholoog die eerder verbonden was aan Exentra, het centrum voor hoogbegaafdheid van professor Kieboom. Fien De Vos gaf een sessie aan onze leraren waarbij ze vakkundig een aantal nog bestaande vooroordelen over hoogbegaafdheid de wereld uit hielp.
Met professor Wouter Duyck uit Deinze hadden we een interessant kennismakingsgesprek op onze school. We hebben hem daarna uitgenodigd voor onze pedagogische studiedag. Als cognitief psycholoog kon hij ons zeker inspireren en uitdagen over onze werking.

Els GuddersFien De VosWouter Duyck

Els Gudders - Fien De Vos - Wouter Duyck

 

Heel wat leraren volgden opleidingen en vormingen: cognitief begaafde leerlingen in het secundair onderwijs: hoe daag je ze uit?, slim onderpresteren aanpakken, binnenklasdifferentiatie, het kwetsbare tienerbrein: een uitdaging voor vereiste executieve functies op school, leerlingen motiveren en gemotiveerd houden, over de uitdagingen van cognitieve begaafdheid.
We maakten kennis met OIDA, een vormingscentrum dat zich specifiek richt op de vorming over cognitief sterke leerlingen. We volgen daar opleidingen over verrijken: lesontwerp in het secundair voor de cognitief sterke leerling, aanpak cognitief sterke en hoogbegaafde jongeren in het secundair onderwijs, onderpresteren voor gevorderden
Twee leraren volgden ook de expertopleiding over hoogbegaafdheid bij Gifted Academy. Dit is een heel intense vorming die heel wat kaders aanreikt om daarna de vertaalslag te maken naar de onderwijsleerpraktijk.
Daarnaast legden we ook contact met een aantal secundaire scholen die al actief aan de slag waren met beleid voor cognitief sterke leerlingen. Die gesprekken waren zeer verrijkend en inspirerend.
Deze sterke gerichtheid op leren en ontwikkelen binnen het team zorgde er ook voor dat we kennis maakten met heel wat ouders die rond dit thema actief waren. Ook die ontmoetingen waren verrijkend, zeker omdat het verhalen waren uit de praktijk.

Terug naar boven

 

Vier beleidskeuzes

Na het onderzoek en vele vormingsmomenten was het tijd om de vertaling te maken naar beleidskeuzes. We opteerden voor vier grote werven: executieve functies, differentiatie, groeimindset en SH+.

 

Uitgangspunten

Met onze beleidskeuzes wilden we ook uitvoering geven aan het referentiekader onderwijskwaliteit, waarin duidelijk gesteld wordt dat het schoolteam de optimale ontwikkeling van alle leerlingen stimuleert, rekening houdend met de schoolcontext en de kenmerken van de leerlingengroep.
Daarnaast bood het gemeenschappelijk funderend leerplan ook kansen om linken te leggen tussen de doelen uit dat leerplan en de doelen van ons beleidsplan. We denken hierbij onder meer aan het doorlopen van een creatief leerproces, reflecteren over de impact van hun eigen en andermans leeropvatting en – strategieën op de uitvoering van een opdracht etc.
Tot slot hebben de beleidskeuzes een plek gegeven in het zorgcontinuüm: executieve functies, differentiatie, groeimindset zitten in de basiszorg, het SH+--project in de verhoogde zorg.

We stellen de vier werven hieronder even voor.

 

Executieve functies

Executieve functies horen bij het denkvermogen. Het zijn hogere denkprocessen die nodig zijn om activiteiten te plannen en aan te sturen. Er zijn elf executieve functies: planning, organisatie, volgehouden aandacht, metacognitie, reactie-inhibitie, emotieregulatie, taakinitiatie, timemanagement, flexibiliteit, doorzetting en werkgeheugen.

Uit de effectieve didactiek leerden we dat woord en beeld combineren ervoor zorgt dat leerlingen makkelijker informatie opslaan. Vandaar dat we op zoek gingen naar een passend beeld. We kwamen uit bij Henri op de fiets, van leren leren met Henri, het project over leren leren. We koppelden elke executieve functie aan een element van fietsen. Dat Deinze een echte fietsstad is én onze school heel wat fietsers telt, was leuk meegenomen en vergrootte de herkenbaarheid.

 

Executieve functies  Executieve functies

 

We kozen ervoor om de executieve functies heel breed te gaan integreren. Het kader van de executieve functies werd het centrale denkmodel.
De sessies rond leren leren hebben we herwerkt. In de eerste sessie (begin september) maken de leerlingen al inductief kennis met de verschillende functies. In de klassen hangen ook mooi ontworpen affiches waarbij elke functie omschreven staat met een beeld, de link met fietsen en een korte uitleg.
De vroegere attituderapporten in de eerste graad zijn herwerkt naar feedback- en groeirapporten met als kader de executieve functies. De leerlingen schalen zich eerst in per functie, benoemen hun sterktes en formuleren ook hun groeikansen. Daarna gaan deze formulieren naar de klassenraad die feedback geeft op het leren en het leerproces. We gebruiken hier de symbolen ‘duim’ voor een functie die goed loopt en een ‘boom’ voor een functie die nog kan groeien. De leerlingen moeten na het ontvangen van de feedback opnieuw reflecteren.
Na de examens is er een feedbackdocument opgesteld op basis van de executieve functies. Het document biedt ook heel wat inzichten die de klassenraad kan gebruiken in het formuleren van ontwikkelingsgerichte feedback. Die feedback en het feedbackdocument vormen dan de basis voor een feedbackgesprek met de klassenleraar.
Er is ook een document ontwikkeld voor coachingsgesprekken met leerlingen die wat vast zitten in hun leerproces.
In de leercoaching van de tweede graad is een elektronische bevraging opgesteld op basis van de executieve functies. De leerlingen krijgen op die manier een beter zicht op welke functies nog moet worden ingezet om het leerproces te versterken.
Het is ook de bedoeling om in de tweede graad functioneringsgesprekken te organiseren met leerlingen en dit na een zelfreflectie met de executieve functies.
We hebben ook een zelfreflectiedocument opgesteld ter voorbereiding van een functioneringsgesprek met personeelsleden. Op die manier versterken we ook bij leraren, leerlingbegeleiders en medewerkers de vertrouwdheid met de executieve functies.

 

Differentiatie

Leren gebeurt op het snijpunt van kennen en niet-kennen. Dat snijpunt ervaart een leerling als hij het gevoel heeft dat de leerstof net iets te moeilijk is, maar ook niet zo moeilijk dat hij afhaakt. Die zone omschrijft Lev Vygotsky als de zone van de naaste ontwikkeling. Als het te makkelijk is, zal een leerling zich wellicht ook vervelen. Het is dus een hele uitdaging om het leerproces zo vorm te geven dat zo veel als mogelijk leerlingen aan het leren zijn. Via differentiatie willen we leerlingen sneller in de zone van de naaste ontwikkeling brengen of met andere woorden sneller tot leren brengen.

 

Leerzones

 

Sowieso zijn er momenteel in de eerste graad al heel wat lesuren die wat inhoud betreft verdiepend zijn vorm gegeven: Latijn, Grieks, het keuzegedeelte taal&media en wetenschap, de verdiepingsuren wiskunde en Frans.
In de eerste graad willen we daarnaast in de vakken van de algemene vorming ervoor zorgen dat 10 procent van de lestijd gedifferentieerd wordt aangeboden. Veel leermiddelen, zoals die van Frans en wiskunde, zijn hierop al aangepast. Andere vakgroepen ontwikkelen eigen materiaal. Nog andere vakgroepen bieden de kans om sterk presterende leerlingen moeilijker lees- en leermateriaal aan te reiken.
Differentiatie is een heel ruim begrip en kan ook heel verschillend ingevuld worden. Die diversiteit laten we als school ook toe. Tegelijk monitoren we de differentiatie via de vakgroepwerking, waar differentiatie een vast agendapunt is.
Inspiratie kunnen leraren ook opdoen bij de basisscholen. We hebben de goede gewoonte dat onze leraren de onderwijzers uit het zesde leerjaar bezoeken tijdens een les en omgekeerd (‘hospiteren’).
De Chromebooks maken meer gedifferentieerd werken ook beter mogelijk.
De differentiatie zal bovendien een beter inzicht verschaffen over de executieve functies van de leerling: in welke mate start hij aan moeilijker oefeningen, zet hij daarbij door en beleeft hij er leerplezier aan.

 

Groeimindset

De theorie van vaste mindset en groeimindset is een noodzakelijke basis om te begrijpen hoe het komt dat sommige leerlingen, nochtans met een hoog leervermogen, toch gaan onderpresteren. Een groeimindset helpt ter preventie van onderpresteren.

Onze school heeft sinds 2010 heel wat processen veranderd richting de waarderende benadering. Die vertrekt vanuit het positieve: wat is er al, wat loopt er al goed. Bovendien hanteert de waarderende benadering ook een ander vocabularium. Er wordt minder gesproken over problemen, wel over groeikansen, uitdagingen, mogelijkheden, opportuniteiten. De baseline van Leiepoort is dan ook niet toevallig ‘leren en waarderen’.

 

Groeimindset

 

Die focus willen we nog versterken met een verhoogde aandacht voor de groeimindset.
De attituderapporten in de eerste graad zijn nu feedback- en groeirapporten geworden. In de sessies over leren leren maken leerlingen kennis met de groeimindset. In de klas hangen er ook affiches over. In de zelfreflecties spreken we over groeikansen.
De vakgroepen zetten we ook aan het werk om aan de slag te gaan met ontwikkelingsgericht feedback. Op een studiedag van het onderzoek TALENT verwees men naar de medal and mission-aanpak van onderwijswetenschapper Marzano. De leraar geeft nauwkeurige feedback over wat leerlingen goed doen, de ‘medal’, bijvoorbeeld ‘Je argumentatie is creatief, goed opgebouwd’. Daar koppelt de leraar ‘missions’ aan, groeipunten voor de leerling. De leraar toont waar de leerling zijn doel ligt en hoe hij dat moeten bereiken.

 

SH+-project

SH+

1. Wat is het SH+-project?

Het SH+-project biedt cognitief sterke leerlingen de kans om één of twee lesuren in te vullen met andere leerinhouden. In dit lesuur gaat de leerling zelfstandig aan de slag met die andere leerinhouden. De bepaling van deze leerinhoud gebeurt in overleg met de leerling en de school. In het laatste trimester voorzien we tijd en ruimte voor de leerling om wat hij aangeleerd heeft, te presenteren aan de medeleerlingen.

2. Doelen (plan)

  • De leerling sterker maken in zijn executieve functies. Hij verwerkt zelfstandig de gemiste leerinhoud van het lesuur dat hij niet volgt, legt ook de toetsen af en maakt ook de taken. De leerling werkt op die manier aan de executieve functies, onder meer die van organisatie en planning.
  • De leerling zijn welbevinden op school vergroten.
  • De leerling zijn expertise in een zelfgekozen leerdomein vergroten. Het leermateriaal dient ervoor te zorgen dat de leerling in de zone van de naaste ontwikkeling zit. Hier dient de leerling ook te werken aan de executieve functies doorzettingsvermogen, doelgerichtheid, volgehouden aandacht.
  • De leerling zijn geloof in groei en ontwikkeling in het leerproces versterken.

3. Procedure (do)

  • De leerling, zijn ouders en de school overleggen over welk vak in aanmerking komt voor een SH+-project . De school communiceert dit naar de begeleidende leraar, de klassenleraar, de betrokken vakleraar, de ouder(s).
  • In dat gesprek bepalen we ook de praktische gegevens:
    • het lokaal waar de leerling aan de slag gaat, meestal de Hannah Arendtklas
    • welke leraar de opvolging (met voldoende autonomie voor de leerling) doet
    • hoe de ICT-ondersteuning gebeurt (via een Chromebook)
  • De leerling plaatst in Google Classroom:
    • een logboek van zijn leervordering
    • een agenda met daarin zijn planning, ‘wat heb ik reeds gedaan’ en ‘wat ga ik volgende keer doen’
  • De toetsen en taken verbonden aan het vak legt de leerling nog altijd af. De leerling legt de toetsen af samen met de andere leerlingen (dus niet tijdens het SH+-projectuur ).
  • De leraar die optreedt als coach kan volgende taken opnemen:
    • vragen stellen, het leerproces coachend aansturen
    • de leerling bijstaan zowel inhoudelijk alsook vormelijk (vragen rond presentatie, programma’s…)

4. Kwaliteitszorg en opvolging (check)

  • Het team leerlingenbegeleiding, de klassenleraar en de begeleidende leraar volgen samen de leerling op en dit rond de vooropgestelde doelen.
  • Deze opvolging gebeurt door tussentijdse informele gesprekken met de leerling en de betrokkenen (leraren, ouders, externe begeleiders…).
  • Deze overlegmomenten kunnen ervoor zorgen dat er bijsturingen gebeuren.

Voorbeelden van SH+-projecten: leerlingen leren Spaans, gebarentaal, programmeren, een webpagina maken, algemene economie, kristallografie, architectuur, quantummechanica, filosofie, ontwerpen van een drone…
Dit schooljaar spijkeren leerlingen medeleerlingen ook bij in een bepaald vak. Zo is er een leerling uit het vijfde jaar die Frans geeft aan een leerling in het vierde jaar en een leerling uit het zesde jaar geeft ook leerondersteuning aan een leerling uit het vierde jaar.

Terug naar boven

 

Lees andere dossiers in DossierH